Rekenen in groep 3
Kinderen in groep 3 leren de telrij tot en met 100 en rekenen tot en met 20 of net iets verder. Aan bod komen getalbegrip, optellen en aftrekken, meten en meetkunde.
Getallen
Kinderen in groep 3 leren getallen lezen en schrijven tot 100 en er is veel aandacht voor het tellen van voorwerpen. De kinderen leren verschillende betekenissen van getallen zoals het nummer op de kapstok of het aantal stippen op een dobbelsteen. De kinderen leren ook de structuur van de telrij. Eerst met materiaal en later door te tellen met sprongen van 10, 5, 2 en 1. Dat bouwt zich geleidelijk aan op gedurende het schooljaar.
Het onderdeel bewerkingen bestaat in groep 3 uit optellen en aftrekken maar de kinderen doen in een aantal methodes ook ervaring op met halveren en verdubbelen. Een vast onderdeel in groep 3 is het splitsen van getallen tot 10, bijvoorbeeld 6 kun je splitsen in 4 en 2 maar ook in 1 en 5. De kinderen leren van alle getallen tot en met 10 de splitsingen.
In groep 3 wordt er nog niet doelgericht aan hoofdrekenen gewerkt. Er wordt wel veel aandacht besteed aan het uit het hoofd leren van + en – sommen onder de 10.
Meten
In groep 3 meten de kinderen met natuurlijke maten. Het doen en ervaren is hierbij belangrijk. In principe komen de onderwerpen die te maken hebben met lengte, gewicht, inhoud en oppervlakte in groep 3 aan de orde. Ze leren daarbij allerlei bijbehorende begrippen: Ze vergelijken gewichten en vragen zich af wat zwaarder, lichter of even zwaar is.
Tijd
Het klokkijken is een onderdeel van rekenen. In groep 3 begint dat met de hele uren. Daarna is het afhankelijk van de methode die uw kind gebruikt wat het vervolg is. De volgorde van het leren klokkijken is meestal eerst de hele uren, dan de halve uren en minuten en daarna de kwartieren en seconden. Er kan een variatie in zitten door eerst de kwartieren aan te bieden en daarna de minuten.
Naast het klokkijken wordt aandacht besteed aan tijdsbesef, de maanden van het jaar en de datum van vandaag.
Geld
In groep 3 maken de kinderen kennis met de munten tot 1 euro en de munt van 2 euro. Er zijn ook methodes die het briefgeld introduceren. In groep 3 komt het euroteken en het kommagetal nog niet voor. De kinderen leggen een bedrag met munten of tekenen of kleuren munten om een bedrag samen te stellen. Als ze winkeltje spelen of een opdracht krijgen om twee dingen te kopen wordt het antwoord in centen gegeven. Bijvoorbeeld een pen kost 10 cent en een potlood 5 cent. Samen kosten ze dan 15 cent.
Meetkunde
Bij meetkunde gaat het om het verkennen van de ruimte. In groep 3 leren de kinderen bijvoorbeeld eenvoudige plattegronden maken. Ze leren begrippen als links, rechts, voor, achter, boven, op, onder en tussen.
De kinderen leren rondjes en vierkanten herkennen en benoemen. In sommige methodes wordt aandacht besteed aan het spiegelbeeld of maken de kinderen patronen af. Verder is het afhankelijk van de methode die uw kind gebruikt welke onderwerpen nog meer aangeboden worden.
(Bron: Zwijsen)