Zaakvakken
Zaakvakken, oftewel lessen over de wereld
In groep 5 wordt het vakkenpakket uitgebreid met de ‘zaakvakken’: aardrijkskunde, geschiedenis, biologie, natuur en techniek. Ze worden ook wel aangeduid met de verzamelnaam ‘wereldoriëntatie’: lessen die je kind kennis van de wereld bijbrengen.
Op dit moment worden de vakken nog apart gegeven, in de komende jaren zullen deze vakken geïntegreerd worden (zie 21e eeuwse vaardigheden).
Wat leren de kinderen bij aardrijkskunde op onze school
Een kijkje in de klas
Aardrijkskunde is het vak dat zich bezighoudt met het bestuderen van de aarde en haar landschappen (de fysische aardrijkskunde), de bevolking en de bestaansmiddelen van die bevolking (de sociale aardrijkskunde).
Steeds wijdere blik
Omdat het referentiekader van kinderen verandert naarmate ze ouder worden, veranderen ook de onderwerpen die ze in de lessen krijgen aangeboden. De kinderen beginnen met lessen over onderwerpen die dichtbij liggen: je eigen omgeving, je stad of dorp.
In groep 6 wordt breder gekeken naar Nederland in zijn geheel. De kinderen leren alle provincies en hun belangrijkste steden en rivieren bij topografie. Ook wordt gekeken naar het landschap en de economie van Nederland. In groep 7 gaat het over Europa en in groep 8 wordt de blik verbreed naar de hele wereld.
Levendige lessen
De meeste aardrijkskundemethodes werken met thema’s. Ze nemen een onderwerp, bijvoorbeeld ‘landbouw’ en leggen vervolgens een gebied onder de loep dat hier goed bij past. Vaak wordt hierbij geprobeerd een goede link te leggen met de belevingswereld van kinderen, zodat het onderwerp meer gaat leven. Bij landbouw wordt dan bijvoorbeeld het voedsel genoemd dat wij eten. Aardrijkskunde is geen compleet vak, in die zin dat elke regio en elk land met zijn kenmerken uitputtend wordt behandeld. Het idee is dat als kinderen een aardrijkskundig idee of proces eenmaal snappen, ze dit toe kunnen passen op andere, vergelijkbare regio’s of gebieden op aarde.
Op onze school werken we met de methode Meander.
Enkele thema’s hieruit zijn: Onderweg; Om ons heen; Waterland; Werk en energie; De aarde beweegt.
Wat leren kinderen bij geschiedenis op onze school
Een kijkje in de klas
Geschiedenis is het vak dat kinderen leert over de belangrijkste personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis in relatie tot de wereldgeschiedenis. Daarbij leren ze gebruik te maken van eenvoudige bronnen en aanduidingen van tijd en tijdsindeling hanteren.
Groep 3 en 4: vroeger en nu
In groep 3 en 4 maken kinderen kennis met de begrippen vroeger en nu. Aan de hand van thema’s kijken ze naar hun eigen familiegeschiedenis of naar hun eigen woonplaats. Hoe zagen huizen er vroeger uit? Hoe was het vroeger (bijvoorbeeld ‘water uit de put’) en hoe is dat nu (‘water uit de kraan’). Ze bekijken oude foto’s en schilderijen en maken kennis met figuren, gebouwen of voorwerpen uit het verleden, bijvoorbeeld ridders, een oude molen of een Romeinse kan. Hoe kun je zien dat iets oud is? Wat was er eerst, wat kwam later? Zo wordt je kind langzaam voorbereid op het vak geschiedenis, dat in groep 5 ‘echt’ begint.
Groep 5 tot en met 8: geschiedenis in tijdvakken
Prehistorie, oudheid, middeleeuwen, nieuwe en nieuwste tijd, deze tijdsindeling komt je vast bekend voor uit je eigen schooltijd. Sinds tien jaar wordt in het onderwijs een nieuwe indeling gehanteerd. De geschiedenis wordt nu opgedeeld in tien tijdvakken met tot de verbeelding sprekende namen, zoals ‘de tijd van monniken en ridders’, Grieken en Romeinen en jagers en boeren.
Op onze school gebruiken we de methode Wijzer door de tijd.
In groep 5 laat Wijzer door de tijd de leerlingen aan de hand van één kenmerkend aspect kennismaken met alle perioden. In de daaropvolgende jaargroepen behandelt de methode de tien perioden opnieuw, maar dan meer diepgaand.
De thema’s worden in groep 5 en 6 behandeld vanuit Nederlands perspectief; in groep 7 en 8 meer in relatie tot mondiale ontwikkelingen. De tijdvakken moeten ervoor zorgen dat kinderen een beter tijdsbesef krijgen en gebeurtenissen op een tijdlijn kunnen plaatsen.
Wat leren kinderen bij natuur en techniek op onze school
Natuur en techniek is de verzamelnaam voor de vakken biologie, natuurkunde en techniek. Er wordt meestal geen onderscheid gemaakt tussen deze vakken, ze worden in één methode samengebracht.
Biologie
Biologie is een onderdeel van de lessen Natuur en Techniek. De kinderen leren organismen in groepen te verdelen, ze leren over de stofwisseling en de kringloop en over voortplanting en ontwikkeling. Het gaat in de lessen over planten, dieren, mensen en milieu.
Natuurkunde
Ook natuurkunde maakt deel uit van de lessen Natuur en techniek. Kinderen leren op de basisschool over de volgende onderwerpen: krachten, energie, licht en kleur, elektriciteit, zinken / zweven / drijven, lucht, geluid en magnetisme.
Techniek
Bij techniek leren kinderen over de eigenschappen van materialen en onderdelen, over constructies en verbindingen, over overbrengingen (tandwielen, hefbomen) en over geautomatiseerde systemen.
Bevorderen van Actief Burgerschap en Sociale Integratie
Met ingang van 1 februari 2006 heeft het onderwijs de opdracht gekregen om jonge mensen voor te bereiden op deelname aan een veelvormige samenleving. Deze opdracht tot bevordering van “actief burgerschap en sociale integratie” staat tegen de achtergrond van de betrokkenheid tussen burgers onderling en tussen burgers en overheid.
KBHZ
- gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving;
- is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie, en
- is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.
Wij hanteren de aan integratie en burgerschap gerelateerde kerndoelen voor het primair onderwijs.
- De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger.
- De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.
- De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen.
- De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.
- De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.
- De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
In verschillende methodes komen deze onderdelen per definitie aan bod.