Taal en lezen in groep 7
Wat leren de kinderen bij taal en lezen in groep 7
Begrijpend lezen, studeren lezen en voorlezen op toon
Je kind leert steeds beter om te gaan met strategieën om de betekenis van teksten te doorgronden (begrijpend lezen). Een strategie is een soort ‘aanvalsplan’ om greep te krijgen op een tekst: voorspellen waar de tekst over gaat, bedenken wat je al van het onderwerp afweet, nadenken over de vorm en structuur van de tekst of letten op bepaalde signaalwoorden in de tekst. In groep 7 leert je kind onderscheid te maken tussen informatieve en betogende teksten en tussen feiten en meningen.
Nieuw in groep 7 is het ‘studerend lezen’. Je kind doet ervaring op in het lezen om ervan te leren, een vaardigheid die in de rest van de schoolcarrière natuurlijk broodnodig is. Je kind kan nu zo goed lezen, dat ook mooi op toon voorlezen binnen zijn vermogen ligt. Op veel scholen oefenen de kinderen in groep 7 en 8 voor deelname aan voorleeswedstrijden. Of ze gaan naar de kleuterklassen om de kinderen in groep 1 en 2 voor te lezen uit een mooi prentenboek.
Zinnen hakken en woorden benoemen
Onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp – je kind leert ze allemaal benoemen. Net als het meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepalingen. Zinsontleding staat in groep 7 op het taalmenu en is voor veel kinderen best zware kost. Gelukkig is het niet allemaal nieuw, want in groep 6 is al een beginnetje gemaakt. In groep 7 wordt er intensief geoefend om de zinsontleding onder de knie te krijgen. En dat gaat volgend jaar in groep 8 gewoon door. Hetzelfde geldt ook voor het leren benoemen van woordsoorten, het zogeheten taalkundig ontleden. In groep 6 zijn de eerste stappen al gezet, in groep 7 en 8 gaat het verder. Aan het einde van de basisschool kan je kind de volgende woordsoorten benoemen: zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, voegwoorden, voorzetsels en voornaamwoorden (persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend).
Door inzicht te krijgen in de structuur van zinnen is het gemakkelijker de betekenis te achterhalen. Bovendien helpt dit inzicht bij (werkwoord)spelling en het aanleren van een vreemde taal. Beide vormen van ontleden horen bij het taalonderdeel ‘taalbeschouwing’. Zo gaat je kind ook oefenen met actieve en passieve zinnen, tegenstellingen en vraagzinnen. Ook het uitbreiden van de woordenschat verhoogt de taalvaardigheid van je kind.
Oefenen met ‘t sexy fokschaap of ‘t ex-kofschip
In groep 6 maakte je kind kennis met werkwoordsvormen op -dt. In groep krijg je kind hele werkwoordspelling. En dat is voor veel kinderen een hele kluif: het is een brij van d’s en t’s, waarin je snel verzuipt. De ezelsbruggetjes van ‘t sexy fokschaap en ’t ex-kofschip helpen bij de spelling van die lastige woorden en de werkwoorden die je nu eens met –d en dan weer met –dt schrijft. Kinderen die de regels eenmaal doorhebben, doorzien de logica en kunnen met wat oefenen goed leren spellen. Je kind hoeft dat niet allemaal in één jaar onder de knie te krijgen. In groep 8 wordt ook heel intensief geoefend met de werkwoordspelling.
Taal en lezen in groep 7
- Lezen: toepassen leesstrategieën voor begrijpend lezen als voorspellen, voorkennis gebruiken, vorm en structuur herkennen, signaalwoorden. Studerend lezen door middel van herlezen, schematiseren, onderstrepen, aantekeningen maken, uittreksel maken, samenvatten . Voor(drachts)lezen.
- Stellen: informatieve en instructieve teksten schrijven
- Spreken/luisteren: discussiëren, discussie leiden, argumenteren
- Spelling: leenwoorden, woorden met ‘s, woorden met trema en koppelteken, werkwoordspelling
- Grammatica: taalkundig ontleden (zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, lidwoord, voegwoord, voorzetsel, persoonlijk/bezittelijk/aanwijzend voornaamwoord); redekundig ontleden (onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling); passieve en actieve zinnen