Rekenen in groep 6
Kinderen in groep 6 leren de telrij tot en met 100.000 en rekenen tot en met 10.000. Aan bod komen optellen en aftrekken, vermenigvuldigen en delen, breuken, kommagetallen (bij geld en meten), cijferen, meten en meetkunde.
Getallen en bewerkingen
In groep 6 komen de getallen tot 10.000 en tot 100.000 aan de orde. Bij het onderdeel getallen leren de kinderen getallen herkennen en plaatsen op de getallenlijn, leren ze tellen met sprongen, maar ze leren ook hoe een getal is opgebouwd en hoe getallen geschreven worden.
De sommen in groep 6 gaan meestal tot 10.000. De kinderen bouwen daarbij voort op hun kennis over optellen en aftrekken in groep 4 en 5. Ook in groep 6 wordt nieuwe leerstof aangeboden in een betekenisvolle en herkenbare situatie. Voor optellen en aftrekken zijn het in het begin vaak sommen met mooie getallen; later krijgen de kinderen te maken met sommen waarbij ze bijvoorbeeld over het tiental, honderdtal en duizendtal gaan. De kinderen maken ook steeds meer gebruik van handige manieren om te rekenen en ze maken gebruik van wat ze uit het hoofd weten.
In sommige methodes leren de kinderen onder elkaar optellen en aftrekken in groep 5, maar dit kan ook in groep 6 starten. Daarnaast leren de kinderen vermenigvuldigen en delen. Het onder elkaar optellen, aftrekken, vermenigvuldigen of delen noemen we cijferen. Je kunt aan de leerkracht van je kind vragen hoe cijferen gaat.
Naast het cijferend rekenen leren de kinderen gebruikmaken van de rekenmachine en maken ze kennis met breuken en kommagetallen. De kommagetallen komen alleen voor in situaties die met meten of geld te maken hebben, bijvoorbeeld € 2,65 of 1,56 m.
Meten
De kinderen maken kennis met het begrip ‘een vierkante meter’ en ze leren de begrippen oppervlakte en kubieke centimeter. Reken samen uit wat de oppervlakte is van jullie woonkamer, keuken, slaapkamer of tuin. Ga samen aan de slag met meetlinten en schrijfpapier. Kies voor ruimtes die rechthoekig zijn. Doe een wedstrijdje. Wie het eerst de oppervlakte van de keukentafel heeft uitgerekend, wie het eerst de oppervlakte van het vloerkleed heeft uitgerekend. Controleer elkaars antwoorden!
Tijd
De kinderen oefenen verder met het aflezen van verschillende tijden op de analoge en digitale klok. Ze leren een tijdsduur bepalen (Hoeveel tijd zit er tussen 11.15 uur en 11.50 uur?)
Ook de datumnotatie komt in groep 6 aan bod. Wat betekent 13-11-2013? Met behulp van de kalender leren ze rekenen met maanden, kwartalen, jaren en schrikkeljaren. Afhankelijk van de gebruikte methode maken de kinderen maken kennis met instrumenten om de tijd te meten (zonnewijzer, zandloper, waterklokken).
Geld
In groep 6 oefenen de kinderen verder met rekenen met geld. Ze leren schatten en afronden en ze leren om geldbedragen te vermenigvuldigen met een heel getal, bijvoorbeeld: 4 x € 2,95.
Meetkunde
Bij meetkunde gaat het om de het verkennen van de ruimte. In elke jaargroep komen regelmatig dezelfde onderwerpen aan de orde die de ontwikkeling van deze verkenning van de ruimte ondersteunen. Bijvoorbeeld: het leren gebruiken van plattegronden en het kunnen vaststellen wat je wel of niet ziet vanaf een bepaalde plaats. Het leren van verschillende vormen en het maken of afmaken van patronen.
Verder komt aan de orde het bouwen of nabouwen van blokkenbouwsels en leren de kinderen spiegelen en omgaan met de schaduw. In groep 6 leren de kinderen bijvoorbeeld plaatsen zoeken op een plattegrond met een raster. Ze leren vormen als de kubus en de cilinder herkennen en ze leren bijvoorbeeld wat een spiegellijn is.
Verbanden
Onder verbanden wordt verstaan het lezen en begrijpen van getallen in grafieken of tabellen. Als kinderen een grafiek of een tabel kunnen lezen of zelfs gebruiken, dan passen ze meerdere soorten rekentechnieken toe. Er wordt een verband gelegd tussen de verschillende manieren van rekenen. In groep 6 kunnen de kinderen lijn- en staafgrafieken en tabellen lezen en interpreteren.
(Bron: website Zwijsen)